Vanaf mijn achtste luister ik al aandachtig naar liedteksten. En ik kan de teksten van Tom Russell waarderen om de vondsten. Zijn blik op ijdelheid bijvoorbeeld in Haley’s Comet.
We zijn niet allen bereid te accepteren dat leven op aarde via opgaan, blinken en verzinken gaat. De schrijver Carlos Castaneda schreef in zijn Don Juan cyclus al dat er een fenomeen is, waartegen we niet bestand zijn en dat is de sterfelijkheid. Wie leeft, sterft. Dat neem je zoals het is, denk ik dan, maar menigeen wil dat niet.
Mensen bouwen bruggen, monumenten voor zichzelf. Ze willen achterlaten hoe briljant ze waren en anderen daarvan overtuigen voor als die anderen dat niet uit zichzelf kunnen zien. Daar is Haley’s Comet een voorbeeld van.
‘Do you know who I am?’ said Bill Haley, in a pancake house down the Rio Grande, is de eerste strofe.
De mevrouw die er werkt, antwoordt: ‘I don’t know you from diddley… To me you look like one more tired old man.’
Een geweldig antwoord. Bill Haley was dan voor sommigen de man die Rock ‘n’ Roll had uitgevonden, de voorloper van The Beatles, van Michael Jackson en Prince en wie dan niet, maar eind jaren zestig was hij niemand meer, een legende misschien, maar geen vernieuwer en ook geen oude bekende, laat staan dertig jaar daarna.
De tekst van het lied gaat verder, over vergankelijkheid. Haley valt dood neer en een politieman vindt hem. ‘Baby, we just found the body…’, zegt hij tegen de vrouw in het pannenkoekenhuis, ‘Of someone who was famous long ago.’
Hij weet nog wie de dode was. Maar eigenlijk maakt het niet uit. Gewoon een oude man. Dat zou op zichzelf al genoeg kunnen zijn.